Eerder bespraken we al in het artikel “Duurprikkel” hoe het lichaam ATP gebruikt om de spieren te laten samentrekken, hierbij verliest het een fosfaat molecuul. Ons lichaam heeft meerdere manieren om deze fosfaat molecuul weer terug te plakken zodat we door kunnen sporten. Hiervoor zijn vier opties als brandstof; creatinefosfaat, koolhydraten, vetten en eiwitten. Deze week gaan we het hebben over het anaerobe systeem, waarin creatinefosfaat en koolhydraten worden gebruikt.
PLAN A: CREATINEFOSFAAT
Net als ATP ligt creatinefosfaat in de spiervezels zelf opgeslagen. Aan het begin van het sporten staat creatine zijn fosfaat molecuul af om op deze manier de voorraad ATP heel snel aan te vullen. Helaas is de hoeveelheid creatinefosfaat in onze spiervezels zeer beperkt, we kunnen dankzij dit systeem zo’n 10 seconden maximale spierarbeid leveren. Niet eens genoeg voor één baan sprint dus.
DE BACK-UP: HET ANAEROBE SYSTEEM
Vorige keer bespraken we al hoe koolhydraten en vetzuren in het aerobe systeem (dus met zuurstof) gebruikt worden als brandstof. Dit systeem is relatief traag, omdat zuurstof uit de buitenlucht gehaald moet worden en langs de longen, hart en bloedvaten moet voordat het in de rode spiervezels arriveert. Hierdoor duurt het ongeveer 2 minuten voordat dit alles opgestart is en efficiënt draait. Er zit dus een behoorlijk gat tussen de eerste 10 seconden arbeid die het creatinefosfaat voor zijn rekening neemt en de 2 minuten die het aerobe systeem nodig heeft om het ATP aan te vullen. Dit gat wordt opgevuld door het anaerobe systeem. Dit is eigenlijk het back-up systeem van de energievoorziening, wanneer de spieren ATP sneller gebruiken dan het aerobe systeem kan aanvullen springt dit systeem bij.

Ook in deze reacties worden koolhydraten in de spieren gebruikt als brandstof, maar nu zonder dat hier zuurstof voor nodig is. Dit gebeurt vooral in de snelle witte sprintvezels. Afhankelijk van aanleg en de trainingsgeschiedenis, kan je op dit systeem ongeveer de helft to tweederde van de maximale arbeid volhouden. Klinkt allemaal goed, het komt alleen wel met een prijs; bij deze reacties komt melkzuur vrij. Een deel hiervan gebruikt de spier zelf weer als brandstof, een deel gaat ook via de bloedbaan naar de lever en het hart waar het afgebroken wordt. Zodra het melkzuur opbouwt verzuurt de spier en treedt er spierschade op. Zenuwen in je lichaam geven aan dat dit gebeurt door de (ons bekende) pijnsignalen, bovendien verlies je wat coördinatie en is het lastig de zwemtechniek op orde te houden.
TWEE TYPES ANAEROBE TRAININGEN
Enerzijds is het anaerobe systeem dus een heel krachtig systeem dat we graag gebruiken om op hoge snelheid te kunnen sprinten. Hoe meer we dit systeem trainen, hoe harder we aan kunnen zetten. Dat het lichaam in staat is te verzuren is dus eigenlijk een teken van vorm. Je kunt veel power leveren en je lichaam schakelt razendsnel naar dit anaerobe systeem om het ook na 10 seconden door te kunnen trekken.
Hierop trainen doen we door korte sprints voluit te zwemmen, niet te veel ademen en door knallen! Je krijgt meestal wat meer rust zodat het creatinefosfaat weer tijd krijgt bij te vullen en je iedere herhaling voluit in kunt vliegen. Je maakt zeker melkzuur aan maar het bouwt niet enorm op.
We doen echter ook andere anaerobe trainingen waarbij de rust korter is. Je zwemt hierdoor met zuurstofschuld en het melkzuur bouwt op. Dit doen we juist om het lichaam te prikkelen om te gaan met dit melkzuur. Rondom de spieren bevinden zich buffers die een binding met melkzuur aangaan en het onschadelijk maken. Hierdoor treedt er iets minder verzuring op en kan je langer hard door zwemmen terwijl het anaerobe systeem toch aan het werk gezet wordt.
Beide type trainingen worden volle bak gezwommen. De ene is vooral vanuit technisch punt uitdagend, om op de maximale snelheid controle over de techniek te houden. De andere is fysiek en ook mentaal veeleisend, alleen de beloning volgt achteraf als je moe maar voldaan het water uitstapt!
Geef een reactie